Troy Maxson, een Afro-Amerikaanse vader, werkt bij een schoonmaakbedrijf in Pittsburgh. Eens droomde hij van een professionele honkbalcarrière, maar toen de major leagues eindelijk zwarte spelers toelieten was hij te oud. Hij probeert een goede echtgenoot en vader te zijn, maar de verloren droom vreet nog steeds aan hem, wat ervoor zorgt dat hij een besluit neemt dat zijn familie verscheurt.
Fences moet wel beschikken over het dikste script sinds jaren. Op een enkel moment na bestaat de gehele twee uur en twintig minuten namelijk uit dialoog. De stille momenten zijn echter spot on, van de juiste lengte en op het juiste moment, om de piek van zonet te kunnen verwerken.
Het is duidelijk te merken dat we hier te maken hebben met een toneelbewerking. We verlaten zelden de achtertuin van het gezin dat we volgen. Deze vertelvorm zorgt ervoor dat de film vrijwel geheel leunt op de uitdieping van de personages en dat zit gelukkig helemaal goed. Je bent van begin tot eind betrokken bij de figuren die we volgen, terwijl het hoofdpersonage al snel niet zo geweldig blijkt te zijn als hij zelf denkt.
De filmversie van Fences leunt met name op de levensecht geschreven personages en de wijze waarop de cast hen tot leven weet te brengen. Ja, zware thema's als ras, sociale klasse en genderongelijkheid worden terloops aangehaald. Maar wat bijblijft na de aftiteling is de weergaloze wijze waarop Denzel Washington en Viola Davis hun monologen weten te brengen.
Washington en Davis schitteren in deze verfilming van het beroemde toneelstuk van Wilson. De setting van de film is compact en geeft soms het gevoel van een toneelstuk, maar het acteerwerk is daarentegen groots.
De regie van Denzel Washington is dus weinig opzienbarend, maar zijn spel is om je vingers bij af te likken. Het koppel Washington-Davis is formidabel; in 2010 schitterden ze al op de planken en wonnen ook zij allebei een Tony Award voor het toneelstuk.